of Hoe twee verre neven uit Zeeland in de 19e eeuw werk in Drenthe vonden. door : J.D. Lafeber - eerder verschenen in "De Zwerfsteen"' historisch tijdschrift voor de gemeente Borger - jaargang 7 (1993) nr.2 1. Proloog.
In 1952 verscheen er een
artikel in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak
(1)
van de hand van Mr. G.A. Bontekoe, waarin de geschiedenis wordt
beschreven
van enkele Zeeuwse families, die halverwege de vorige eeuw vanuit
Zeeland
"overgeplant" werden naar het veengebied rond Stadskanaal (de
Drouwenermond).
Het Zeelandstreekje in
Stadskanaal anno 2006
Korte
samenvatting van het artikel (2)
:
In
het voorjaar van 1844 (3)
vestigen de vier
gezinnen zich in het voor hen verre, vreemde en nieuwe Drentse
veengebied;
het zijn de gezinnen Bosselaar, Brasser, Toutenhoofd en Westerbeke
(acht
volwassenen en dertien kinderen, waarvan de jongsten nog maar enkele
weken
oud zijn - de nood moet in Westkapelle dan wel erg hoog gerezen zijn).
Een direkteur, A.L. Wolters veenbaas te Stadskanaal, wordt met het
toezicht op de kolonie belast.
Tot zover het door mij sterk samengevatte artikel van Mr. G.A. Bontekoe in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak van 1952 (hij beschrijft ook nog uitgebreid de moeilijkheden en problemen van de kolonisten in de eerste jaren na hun verhuizing). |
|||
Heden ten dage herinnert niet
alleen "het Zeelandstreekje" in
de
omgeving
van Stadskanaal aan deze geschiedenis, maar nakomelingen van deze
"kolonisten"
wonen nog steeds in de streek rond het Stadskanaal (met name de familie
Toutenhoofd is vrij uitgebreid) en in de familieoverlevering is het
verhaal
over hun Zeeuwse afkomst, ruim 150 jaar na het vertrek van hun
voorouders,
nog lang niet uitgewist. Met één van de
nakomelingen van deze Zeeuwse
landverhuizers,
n.l. de heer H. Toutenhoofd uit Stadskanaal, heb ik in 1981 de weg
terug
afgelegd.
Op enkele mooie nazomerse dagen in september zijn we naar Zeeland gereisd. We hebben in het rijksarchief te Middelburg geprobeerd wat meer te weten te komen over de achtergronden van bovenstaande geschiedenis en uiteraard hebben we ook Westkapelle bezocht, de bakermat van o.a. de familie Toutenhoofd. (4) Uit een veelheid van opgedolven materiaal is een redelijk beeld te construëren van de geschiedenis van de Zeeuws-Drents/Groningse familie Toutenhoofd. Enkele bijzonderheden zijn aardig om in dit verhaal te vermelden. |
|||
2. Een opvallende
gelijkheid van
achternamen.
De laatste zinnen van het artikel
van Mr. Bontekoe hebben mij
nooit
los kunnen laten. "De voorzitter van het
Drents
Genootschap Dr. H.J. Prakke
attendeerde
ons er op, dat in de Drentsche Prov. Regerings- kantoor en
schrijfalmanak
voor het jaar 1825 een Ingenieur bij de Waterstaat in Drenthe genoemd
wordt,
genaamd A. Toutenhoofd. Met de zeer door ons gewaardeerde hulp van de
Hoofdingenieur-Directeur
van de Provinciale Waterstaat in Drenthe en van de Rijksarchivaris
gelukte
het ons vast te stellen, dat deze Toutenhoofd tijdens zijn werkzaamheid
in Drenthe te Meppel heeft gewoond, waar hij op 12 januari 1823 als
lidmaat
der Ned. Herv. Gem. werd ingeschreven, komende uit Dokkum en op 3 mei
1824
weer werd afgeschreven wegens vertrek naar Groningen. Mr. Bontekoe is echter te voorbarig met zijn conclusie en is eigenlijk slachtoffer van een denktrant - die veel voorkomt en zeker zo'n dertig jaar geleden, de tijd waarin het geciteerde artikel werd geschreven - waarbij onze maatschappij opgedeeld wordt in streng van elkaar gescheiden maatschappelijke groeperingen waartussen nauwelijks verbindingen kunnen c.q. mogen bestaan. Het artikel dient uiteraard in het licht van de tijd, waarin het werd geschreven beoordeeld worden. Voor het overige wil ik benadrukken veel waardering te hebben voor de inhoud van het bewuste artikel. Wie was nu deze door Mr. Bontekoe
opgevoerde A. Toutenhoofd,
ingenieur
bij de Waterstaat in Drenthe ? (5)
Indien Mr. Bontekoe dit laatste had geweten zou hij waarschijnlijk zijn conclusie iets voorzichtiger geformuleerd hebben. Het lijkt voor de hand te liggen,
dat Abraham Toutenhoofd
familie is
van de latere kolonisten. En inderdaad blijkt bij verder nazoeken het
vrijwel
zeker te zijn, dat Abraham Toutenhoofd, de ingenieur, een achterneef is
van Jacob Toutenhoofd, de kolonist en veenarbeider.
De overgrootvader van Abraham is zeer waarschijnlijk Willem Pieterse
Toutenhoofd en dit is tevens de overgrootvader van Jacob.
Deze Willem Pieterse Toutenhoofd was gehuwd met Elisabeth Nagtegaal
(zijn tweede echtgenote); dit echtpaar woonde in Westkapelle en had
vijf
kinderen, waaronder Pieter, waarschijnlijk de grootvader van "onze"
ingenieur
Abraham Toutenhoofd en Jacob, de grootvader van "onze" kolonist Jacob
Toutenhoofd.
(6)
|
|||
3. De barre woonomstandigheden in Westkapelle voor het vertrek van de kolonisten. We hebben al gezien, dat de
werkomstandigheden in de eerste
helft
van
de vorige eeuw in Westkapelle verre van ideaal zijn.
Daar komt nog bij, dat de dijkwerkers gehuisvest zijn in kleine
woningen
in enkele straten onder aan de dijk.
1. Maarten Brasser, (7) oud 59 jaar en zijn
vrouw
Erg veel ruimte
zullen die 25
mensen in dat kleine huisje
onder aan
de Westkapelse Zeedijk wel niet gehad hebben.
En er kwamen er nog meer bij. Tussen 1839 en 1844 twee dochters in het gezin van Leendert Brasser en Neeltje Toutenhoofd (Johanna en Neeltje) en drie zoons in het gezin van Jacob Toutenhoofd en Maatje Westerbeke (Pieter, Levinus en Johannes) en misschien werden er ook in de andere gezinnen nog kinderen geboren. Het is geen wonder, dat juist deze gezinnen besluiten om te vertrekken naar het voor hen verre en onbekende Drentse land. Daar was voor elk gezin in ieder geval één woning beschikbaar. Maar ze moeten er wel hard werken, heel hard zelfs : de mannen van 's-ochtends 1 uur tot 's-avonds 6 uur en de vrouwen van 's-morgens 4 uur tot 's-avonds 5 uur. Dus veel zullen ze wel niet genoten hebben van de verbeterde woonomstandigheden! |
|||
4. Een suikeroom en een suikertante. En dan is er ook nog het verhaal over de erfenis, een gemiste erfenis, dat wel. Een verhaal, dat met enige hardnekkigheid op blijft duiken in de familie-overleveringen van de Toutenhoofds. In 1962 verscheen er in het Vrije Volk een artikel met de titel "Walcherse namen leven - sinds landverhuizing in 1844 - voort in het veengebied".(9) In dit artikel treffen we de volgende passage aan : "De
erfenis.
Zoals met alle mondelinge familie-overleveringen kloppen ook in dit verhaal de feiten niet helemaal met de werkelijkheid. Zo zijn er geen broers en een zuster van Pieter Toutenhoofd (de vader van de genoemde Martje) in Zeeland achtergebleven. Wel zijn er broers en een zuster van Martje's grootvader (dit is "onze" kolonist Jacob Toutenhoofd) in Westkapelle achtergebleven. Ook de moeder van haar grootvader, Johanna Kaboord, blijft haar geboorteplaats trouw. Zij overlijdt er op 24 juli 1845, ruim een jaar na het vertrek van de gezinnen van haar zoon en dochter. Haar overlijden wordt in Westkapelle aangegeven door Johannes Toutenhoofd (een broer van Jacob, die nog steeds in Westkapelle woont). Maar hoe zit dat nu met die
erfenis
?
Op 28 februari 1828 overlijdt Elisabeth Toutenhoofd; zij is weduwe van Simon Toutenhoofd, overleden op 16 augustus 1821 eveneens te Westkapelle. Waarschijnlijk is Elizabeth een achternicht van Simon. Elizabeth is eerder gehuwd geweest met Jan Antheunissen. Als Simon en Elizabeth trouwen is Elizabeth een weduwe van rond de 60 jaar. Elizabeth overleeft ook haar tweede man. In leven verkeren Simon en Elizabeth in redelijk goede doen, zeker voor Westkapelse begrippen van die tijd. Het echtpaar bezit grond en huizen in Westkapelle. Aangezien het echtpaar geen kinderen heeft moet na het overlijden van Elizabeth de erfenis verdeeld worden over de broers en zussen van Simon (of over eventueel hun nagelaten kinderen). In de beschrijving van het testament worden de broers en zussen van Simon allen genoemd n.l. Willem, Pieter, Cornelis, Jan, Pieternella en Elizabeth. Pieter is de vader van Jacob Toutenhoofd, "onze" kolonist. Zijn ooms Willem, Cornelis, en Jan en zijn tantes Pieternella en Elizabeth zijn allen in 1828 reeds overleden. Dat betekent, dat een ris van neven en nichten van Jacob mee moeten delen in de erfenis. De verdeling zal nog wel wat voeten in aarde gehad hebben. De kinderen van Pieter Jacobse Toutenhoofd zijn niet veel wijzer van deze erfenis geworden. Tien jaar na het overlijden van hun "suikeroom en suikertante" woont de weduwe van Pieter met twee van haar getrouwde kinderen (en hun gezinnen) en een ongehuwde zoon in het dijkwerkershuisje aan de Noordstraat 160. Het huisje waar in 1844 zeker 30 mensen wonen. De slechte woon- en
werkomstandigheden zullen wel de
drijfveer
gevormd
hebben van het vertrek van Jacob Toutenhoofd en zijn vrouw Maatje
Westerbeke
en van Neeltje Toutenhoofd en haar man Leendert Brasser naar de
veengebieden
in Oost-Drenthe.
Maar misschien speelde toch ook de
teleurstelling over de afloop van
deze erfeniskwestie een rol. En misschien
hebben we daarmee ook de
verklaring
gevonden voor het feit, dat het verhaal over de gemiste erfenis tot op
de dag van vandaag is blijven opduiken in de familie-overlevering van
de
Groningse Toutenhoofds.
|
|||
5. Slot. Terug naar het heden.
Jan Lafeber
|
|||
Voetnoten:
1. Uit : "Een Zeeuwse volksplanting in de gemeente Borger" door Mr. G.A. Bontekoe in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1952, uitg. Koninklijke Van Gorcum en Comp. bv te Assen. Zie ook : "Van stamboom tot familiegeschiedenis", blz. 118, uitg. Teleac en CBG, Den Haag 1988. 2. Zie ook : "Westkapelle, hare bevolking, Westkapelsche dijk" door K. Baart, uitg 1889 te Middelburg. 3. Het door W.H. v.d.Ploeg in "Twee eeuwen Stadskanaal", uitg. Kruseman, Den Haag, 1977 genoemde vestigingsjaar 1842 is niet juist. 4. Wij zijn veel dank verschuldigd aan de medewerk(st)ers van het Rijksarchief te Middelburg, die ons op een plezierige wijze geholpen hebben. In Westkapelle is de heer Sonius (ambtenaar van de gemeente Westkapelle) ons zeer behulpzaam geweest - nogmaals onze hartelijke dank. 5. Bronnen o.a. DTB - RA Middelburg , kwartierstaten boek Zeeland + dossier Toutenhoofd, gemeente-archief Westkapelle, BS Westkapelle, lidmatenregisters, volkstellingsgevens. 6. Met dank aan Anne Simonse uit Westkapelle, die me de juiste gegevens verschafte en mij uitgebreid informeerde over het Zeeuwse geslacht Toutenhoofd. 7. Maarten Brasser en Maatje Dekker zijn de ouders van Leendert Brasser, één der kolonisten. 8. Adriaan Westerbeke is in de verte familie van Maatje Westerbeke (de vrouw van Jacob Toutenhoofd) en van Marinus Westerbeke, één der kolonisten. Hun gemeenschappelijke voorouders zijn Jan Adriaanse Westerbeke & Cornelia Janse de Pachter die op 30 oktober 1686 huwden in Aagtekerke. Met dank aan Anne Simonse en Ard van Sighem die per email reageerden op dit artikel en deze gegevens verstrekten. 9. Vrije Volk van dinsdag 16 januari 1962. 10. Memories van successie (R.A.-Middelburg). |
|||
|
|
|