Eén van
mijn
voorouders, Jan de Moor, was nachtwaker
(ook
wel klapperman genoemd) te Gouda (zie
:
kwartierstaat).
Op 18 januari 1801 (1) liep hij zijn gebruikelijke ronde door de binnenstad van Gouda. Het zal een een uur of half twee in de nacht geweest zijn toen hij lopend over de Raam in de richting van de Vlamingstraat een man in het licht van een lantaarn zag staan met een stok over zijn schouder. Jan de Moor vertrouwde het niet en liep naar de man toe, die prompt de benen nam en verdween in het duister in de richting van de Vest. Jan haalde zijn schouders op en vervolgde zijn nachtelijke ronde. Maar in de buurt van de Lange Willemsteeg hoorde hij opnieuw het geluid van klompen op de Raam. Voor het huis van Thijs van de Burg zag hij iemand met een stok onder een schuit steken, die daar in het water van de Raam lag. Voorzichtig kwam hij dichterbij. Hij zag dat de man een lichtbruine jas aanhad,, klompen met sokken erin droeg en een driekante hoed op had, die van voren neerhing; de man was lang en schraal van postuur en hij had een bochel op zijn neus. Jan vroeg de man wat hij daar wel deed midden in de nacht. "Ik ben aan het verhuizen", antwoordde de man. En toen hij vroeg "Wat stop je daar onder die schuit?", zei de man :"die mensen slapen en nu kan ik het niet bij hen bezorgen". "Ja, maar je kan zoiets 's-nachts maar niet doen", vervolgde Jan. "Daar stoor ik mij in het geheel niet aan", was het weerwoord. "Ja, maar ik stoor mij er wel aan", zei Jan, "Ik ben een man die onder ede sta en ik kan dit zo maar niet accepteren. Geef mij in ieder geval die stok maar". De man bleef achter bij de schuit staan en was niet van zins om zijn stok af te geven. Jan had wel door dat er iets niet in de haak was.
De zaak tegen Willem van Kampen werd behandeld op 1 april 1801. (2) Er waren nog wat voorwerpen bij hem thuis gevonden, waar hij niet eerlijk aan gekomen was (o.a. een bezem). Het belangrijkste vergrijp was echter de gestolen vaarboom. De hoofdofficier, Willem Bolding, eiste als straf voor dit vergrijp dat hij op het schavot achter het stadhuis strengelijk met roeden gegeseld zou worden en daarna voor tien jaar verbannen zou worden uit het gewest (althans het vroegere gewest Holland). Willem van Kampen had mazzel. De uiteindelijke straf voor het stelen van een vaarboom viel lager uit. Hij kreeg "slechts" een verbanning van vijf jaar uit het gewest. De geseling bleef hem bespaard en wat dat betreft mocht hij in zijn handen knijpen, want meestal was men niet zo coulant met dieven. Voetnoten : 1. SHM, Oud Rechterlijk Archief Gouda Informatieboek Baljuw - inventarisnr. 161, acte 11 maart 1801. 2. SHM, Oud Rechterlijk Archief Gouda Crimineel Vonnisboek - inventarisnr. 181, fol. 213 t/m 215. 3 mei 2000 Jan Lafeber. Gezinssamenstelling van het gezin de Moor |
naar begin artikel | Terug naar homepage |
|
|