De veroordeling van Steven Tak op 24 oktober 1752 te Gouda.
door : J.D. Lafeber 

Op 24 oktober 1752 wordt Steven Tak, een 55-jarige schoenmaker op de Gouwe te Gouda veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf in het tuchthuis te Gouda (1)
(bewerking van een artikel in "De Schatkamer", regionaal historisch tijdschrift jaargang 6, afl. 2 - augustus 1992)


Wie was deze Steven Tak ?
Steven Tak is afkomstig uit Schwelm in Duitsland. Waarschijnlijk is hij een broer van Arnoldus en Casper Tak.  Deze drie gebroeders Tak vestigden zich rond 1728 in Gouda (2).  Naar alle waarschijnlijkheid zijn de drie broers zonen van Steffen Tacke en Agnes Christina Schürmann.
Geheel zeker is het niet, maar het één en ander kan o.a. afgeleid worden uit de namen van de kinderen van de drie broers.
Uit akten van de evangelisch lutherse gemeente van Schwelm (verkregen via de heer T. Tak te Gouda) blijkt dat de broers Arnoldus en Casper Tak het beroep van schoenmaker hebben geleerd op kosten van de armenkas (een beroep dat later ook door Steven werd uitgeoefend in Gouda).

De broers Tak hebben het vak van schoenmaker in Duitsland geleerd, maar zijn hun geluk elders gaan beproeven. Zo zijn zij uiteindelijk in Gouda verzeild geraakt.  Arnoldus Tak trouwt op 30 mei 1728 in de St. Janskerk te Gouda (én in de Lutherse gemeente) met Jannetje Janse Witsel uit Amsterdam, beide woonden op dat moment Achter de Vismarkt. Twee maanden later trouwt broer Casper met het uit Gouda afkomstige meisje Dirkje Pieters Vrijland. Ook zij woonden op dat tijdstip Achter de Vismarkt.
Van Arnoldus en Jannetje worden 5 kinderen gedoopt (waaronder een zoon Stephanus en een dochter Christina, waarschijnlijk vernoemd naar hun groot-ouders). Arnoldus overlijdt al op jonge leeftijd. Zijn overlijden wordt op 4 augustus 1734 ingeschreven. Hij woont dan op de Gouwe.
Van Casper en Dirkje worden 10 kinderen gedoopt (waaronder een dochter Christina, waarschijnlijk vernoemd naar haar grootmoeder), maar volgens het gaardersregister overlijden er hiervan 8 op jonge leeftijd. Casper en Dirkje gaan wonen op de Raam; op 9 april 1770 wordt het overlijden van Casper ingeschreven en op 15 maart 1774 het overlijden van Dirkje (zij woonde toen op de Nieuwe Haven).
De derde broer - waar ons verhaal over gaat - Steven Tak trouwt op 19 mei 1733 in de St. Jan te Gouda (én ook zijn huwelijk wordt bevestigd in de Evangelisch Lutherse gemeente) met Margaretha Reebeen (of ook Reebind) een meisje afkomstig uit Essen, die in Gouda op de Oosthaven woont.
Steven en Margaretha laten 5 kinderen in de Evangelisch Luthersche Gemeente te Gouda dopen (waaronder een dochter Christina, waarschijnlijk vernoemd naar haar grootmoeder). Van deze kinderen overlijden er drie op jonge leeftijd.
Alleen Ernst en Christina blijven in leven. Ten tijde van de veroordeling van vader Steven zijn Christina en Ernst resp. 17 en 13 jaar oud (zie : gezinsgegevens).  Steven heeft zich evenals zijn broers het schoenmakersvak eigen gemaakt; hij heeft een schoenmakerij aan de Gouwe; hij is poorter van de stad Gouda, tevens is hij naast zijn beroep van schoenmaker tamboer (wellicht bij een schutterskorps ?).

Welk misdrijf had Steven Tak gepleegd ?
Wat was de reden van zijn veroordeling ?

Op 4 april 1752 in de loop van de avond wordt een zekere Pieter de Koning (een rakker van de schout), volgens zijn eigen verklaring en enkele getuigenverklaringen lastig gevallen op straat door een tamboer genaamd Steven Tak.  Voor dit vergrijp wordt Steven op 22 juni 1752 gearresteerd. Hierbij wordt - althans dat wordt beweerd - één van de dienders door hem met een mes gestoken. De desbetreffende diender slaat Steven in de boeien en brengt hem van zijn woning op de Gouwe naar het tuchthuis aan de Groeneweg. Met de verwonding moet het dan ook wel meegevallen zijn.
Bij zijn verhoor wordt niet meer gesproken over de gebeurtenissen op 4 april 1752; uitsluitend zijn verzet bij zijn aanhouding komt aan de orde en dit feit vormt de reden voor zijn veroordeling tot levenslange tuchthuisstraf.
Naar de uiteindelijke redenen tot deze zware straf kunnen we slechts gissen :
Was het een vorm van vreemdelingenhaat ten opzichte van de vreemde Duitser, die succes had in Gouda ? In die tijd werd ook in de officiële Goudse stukken bepaald niet positief gesproken over wat genoemd werd "het Moffenland" (3).
Was het vorm van rivaliteit tussen het schutterskorps (waartoe Steven mogelijk behoorde) en de plaatselijk politie (de schout en zijn rakkers en de stedehouder en zijn dienders) ?
Waren er nog andere redenen ?
Vragen genoeg, die onbeantwoord blijven.
Maar oordeelt u zelf aan de hand van de letterlijke getuigenverklaringen over de gebeurtenissen op 4 april en 22 juni 1752 (4) :

Allereerst, wat gebeurde er op 4 april 1772 ?
(oftewel hoe een diender lastig gevallen werd door een tamboer en zijn hond).


Uit het informatieboek van de baljuw van Gouda :
Informatie genomen door den Heer officier op den 5 April 1752 in aanwezigheid van Mr Aelbrecht van der Burch en Mr Cornelis Adriaan van den Kerkhoven, schepenen (5).

Ary Beijerman (52 jaar oud) woont op de Raam te Gouda en verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat hij op dingsdagavond 4 april 1752 tussen 7 en 8 uur op de Naaierstraat iemand, waarvan hij dacht dat het een tamboer was, geweldig hoorde vloeken voorbij het huijs van Pieter de Koning. Verder heeft hij niets gehoord en is hij naar huis gegaan.
Zo waarlijk helpe mij enz.

Anna Pruijmenboom huisvrouw van Pieter de Koning (44 jaar oud) woonachtig op den Naaierstraat te Gouda verklaart nadat haar de eed is afgenomen.
Dat zij op dinsdagavond 4 april 1752 om ongeveer half negen met haar man Pieter de Koning naar haar huis liep op de Naaierstraat. Dat een lange tamboer (in wie zij een schoenmaker herkende) hen inhaalde al vloekende en dat zij gehoord heeft dat hij zei "die rakker", En dat toen zij bij hun huis gekomen waren, de tamboer tegen zijn hond met zware vloeken zei : "Tsa pak hem maar, het is maar een rakker". Dat haar man toen tegen haar zei : "Ga jij maar naar binnen", Zij heeft gezien dat de tamboer hun huis voorbij gelopen is en dat haar man hem achterna is gelopen. Ze verklaart verder nog, dat haar man omstreeks tien uur thuis is gekomen, gewond aan zijn dijbeen en aan zijn hand.
Zo waarlijk helpe mij enz.

Lafeber
Detail plattegrond van Gouda van Johannes Blaeu uit 1649.
(collectie Stedelijke Musea Gouda, inv.  nr. 31789)

Uit het informatieboek van de baljuw van Gouda :
Informatie genomen door den Heer officier op den 12 April 1752 in aanwezigheid van Dr Willem van der Hoeve en Mr Bartholomeus de Moor van Immerzeel, schepenen.

Fygje Witsius Huyisvrouw van Gijs van Keulen (37 jaar oud) woonachtig te Gouda verklaart nadat haar de eed is afgenomen.
Dat zij op dinsdagavond den 4 april 1752 tussen 8 en 9 uur, met haar man na bij haar moeder op bezoek te zijn geweest in de buurt van de Lazarussteeg gehoord heeft dat twee persoonen ruzie met elkaar hadden en vervolgens heeft ze gezien dat de ene persoon een tamboer was en de andere persoon Pieter de Koning was. Dat zij gezien heeft dat de tamboer zijn degen getrokken had en dat Pieter de Koning zich hiertegen verweerde met zijn stok bij de lantaarnpaal. Dat Pieter de Koning toen tegen haar en haar man gezegd heeft "Kijk maar goed, zodat jullie hiervan getuigen kunnen zijn". Dat zij toen met haar man snel naar huis is gegaan en verder niets heeft gezien.
Zo waarlijk helpe mij enz.

Abraham van der Heijde (27 jaar oud) woonachtig te Gouda verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat hij op dinsdag 4 april 1752 's-avonds om ongeveer negen uuren in zijn huis aan de Lazarussteeg rumoer op straat hoorde. Hij is toen naar de deur gelopen en naar buiten gegaan. Hij heeft gezien dat Pieter de Koning, rakker van de schout, van de kant van 'het Olieslagersteegje naar hem toe kwam en vroeg of hij binnen mocht komen om te zien waar hij aan zijn been gewond was. Op dat moment zag hij een tamboer (waarvan hij later hoorde dat het Steeven Tak was) van de kant van den Raam kwam en voor zijn deur bleef staan.  Dat hij vervolgens zag dat Pieter de Koning naar de tamboer met sijn stok sloeg en den tamboer op zijn beurt sloeg weer naar Pieter de Koning zonder dat hij kon zien waarmee de tamboer sloeg. Dat hij toen maar naar binnen is gegaan.
Zo waarlijk helpe mij enz.

Pieter de Koning (41 jr oud) rakker van de schout, geboren te Gouda verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat hij op dinsdag 4 april 's-avonds om ongeveer half negen van de Turfmarkt naar zijn huis op de Naaierstraat liep en dat hem toen ene tamboer te weten Steven Tak gevolgd is. Deze Steven achtervolgde hem tot zijn woning met zware vloeken en bij zijn huis aan de Naaierstraat gekomen hitste Steven zijn hond en zei : "Tsa pak die donderse rakker, al is het een rakker, wat kan mij dat tuig schelen". Daarna is hij Steven gevolgd via de Groenendaal en de Aaltje Baksteeg naar de Raam tot aan 't Verloren Kost, waar Steven stil bleef staan en hij Steven voorbijliep. Daarop hitste Steven weer zijn hond op en toen de hond op hen aanvloog riep de getuige Pieter de Koning "kost vervloekte hond" en gebruikte hij zijn stok om de hond af te weren. Waarop Steven Tak nog zwaarder begon te vloeken en zei : "sla je mijn hond vervloekte rakker dan pak ik jou", waarop Steven zijn degen trok en de stok van getuige vastgreep en hem met de dood bedreigde. Daarop vroeg getuige aan Steven om hem met rust te laten. Maar Steven werd al bozer, zette zijn degen op de borst van getuige en zij "hou je kop anders vermoord ik je". Daarop is hij, getuige, van 't Verloren Kost door het Olieslagerssteegje (6) naar de hoek van de Lazarussteeg gelopen, waar Steven hem met de degen in het been gestoken heeft. Getuige heeft toen om hulp gevraag aan Van der Heijden, die over zijn onderdeur leunde. Maar die hulp werd door hen geweigerd. Toen Steven hem weer naderde heeft getuige Steven een slag op de arm gegeven. Steven is hem toen achterna gelopen tot het Oliekoekswijf op het Rotterdamse Veer. Getuige heeft Steven toen weer een slag met zijn stok gegeven. Waarop Steven Tak zei : "donderse rakker, ik zal je doodsteken en vermoorden. Daarop is getuige naar de baljuw gelopen om kennis van het gebeuren te geven en vervolgens is hij naar de hulpschout gegaan.
Zo waarlijk helpe mij enz.

Tot zover de getuigenverklaringen van het gebeurde op de avond van de 4e april 1752.
Het muisje kreeg nog wel een staartje, of beter gezegd een staart.
Het duurde even, maar het politionele apparaat kwam in aktie op 22 juni 1752.
Ook van dit gebeuren zijn getuigenverklaringen bewaard gebleven.

Wat gebeurde er op 22 juni 1752 ?
(oftewel hoe een schoenmaker zijn hemd niet mocht aantrekken).

Uit : Informatieboek van de baljuw te Gouda - Informatie genomen bij den Heer officier op den 30 Junij 1752.
In aanwezigheid van de Heren Franco Gerard de Vrije en M. Bartholomeus de Moor van Immerzeel, schepenen.

Josua Noach van Diemen (33 jaar oud) hulpschout van Gouda verklaarde op zijn amtseed
Dat hij op donderdag 22 juni 1752 op bevel van den Heer Mr Frederik van der Hoeven Baijuw en Schout van Gouda moest arresteren. Dat hij Ary van der Horde en Wouter Hogenhoek rakkers van de schout meegenomen heeft om hen te assisteren. Dat hij in het huis van Steven Tak gekomen zijn hem bezig zag met zijn werk en tegen hem gezegd heeft of hij zo goed wilde zijn met heem mee te gaan. Waarop hij Steven Tak antwoordde dat hij wel even wachten kon. Dat hij toen tegen Van der Horde zei : "je kent onze opdracht, neem hem maar mee. Dat Steven Tak toen onmiddellijk opstond, en een mes van sijn werkbank greep, terwijl hij zei : "Bliksemskinderen, ik wil niet mee", en toen met zijn mes stak en sneed zowel naar den getuige als naar zijn dienders, Zeggende : "Ik zal jullie alle drie vermoorden". Waarop hij getuige zijn degen trok en Steven Tak wilde dwingen zich gevangen te geven. Dat Steven Tak in het terugtrekken naar zijn binnenhuisnaar Wouter Hogenhoek een steek heeft toegebracht. Dat Arij van der Horde toen de deur van het binnenhuis heeft opengetrapt. Dat Steven Tak daar met het mes in de hand achter de Deur stond en dreigde Ary van der Horde te vermoorden terwijl hij ijselijk vloekte. Dat Arij hem nogmaals vermaande zijn mes neer te leggen. Vervolgens greep Arij van der Horde hem en door Wouter Hogenhoek werd hij in de handboeien geslagen. Dat hij Steeven Tak toen - terwijl hij ijselijk bleef vloeken en diverse malen zei, dat als hij erop verdacht geweest was hen alle drie vermoord zou hebben - afgevoerd heeft naar het werkhuis.

Arij van der Horde (ongeveer 44 jaar oud) rakker van de schout verklaarde op zijn ambtseed.
Dat hij getuige op donderdag 22 juni 1752 op bevel van de hulpschout Van Diemen met Wouter Hogenhoek, schoutsrakker, naar Steven Tak moest gaan. Dat zij met hun drieën op de Gouwe het huis van Steven Tak aldaar binnengegaan zijn, de hulpschout voorop, die tegen Steven Tak Zei :"Je moet met mij meekomen". Dat Steven Tak daarop vroeg, of het nog even kon wachten. Dat tegen hem gezegd werd dat dat niet kon en dat de hulpschout tegen hem, getuige, zei :"Arie, je weet wat je moet doen". Dat hij toen op naar Steven Tak toeschoot terwijl die op sijn schoenmakersstoel zat te werken. Dat Steven Tak direct een mes van sijn tafel greep en tegen getuige en de anderen zei : "alle donders, sta stil". Dat Steven met het mes in de hand eerst naar hem getuige sneed en vervolgens met het mes stak. Dat hij getuige door te bukken uitgleed en op de grond viel. Dat Steven Tak toe schoot en Wouter Hogenhoek een steek toebracht. Dat Steven Tak daarop vluchte in zijn woning vluchtte en de deur dicht hield. Dat hij getuige, nadat hij eindelijk de deur had opengetrapt, daarachter Steven Tak vond met het blote mes in zijn hand, terwijl Steven hem toevoegde : "Donders kind nu zal je sterven al was je de laatste mens op de wereld. Dat hij getuige tegen Steven zei dat hij zich over moest geven en zijn mes moest neerleggen. Dat Steven Tak eindelijk zijn mes aan zijn zoon gaf. Dat Wouter toen naar binnen kwam en hem met veel moeite de handboeien aandeed, terwijl Steven ijselijk bleef vloeken en schelden en bleef herhalen : "Donderse rakkers, als ik dat geweten had dan zou ik jullie alle drie vermoord hebben". Daarop hebben wij Steven naar het werkhuis gebracht.

Uit : Informatieboek van de baljuw te Gouda - Informatie genomen bij den heer officier op den 29e September 1752.
In aanwezigheid van de Heren Dr Willem van de Hoeve en M. Bartholomeus de Moor van Immerzeel schepenen.

Wouter Hoogenhoek (46 jaar oud) rakker van de schout verklaarde op zijn ambtseed.
Dat hij getuige op donderdag 22 juni 1752 op bevel van de onderschout Van Diemen met Arie van der Horde naar Steven Tak moest gaan. Dat hij getuige met de onderschout en Arie van der Horde in het huis van Steven Tak op de Gouwe naar binnen is gegaan en daar Steven hoorde zeggen : "Wacht nog even". Dat de onderschout daarop zei : "Neen direct meekomen", waarop Steven Tak antwoordde : "Wat donders direct meekomen", Dat de onderschout tegen Arie van der Horde zei :" Je weet wat je moet doen". Dat Arie van der Horde Steven daarna wilde grijpen en Steven Tak toen een mes van zijn schoenmakerstafel nam en daarmee naar Arie sneed en stak. Dat Arie vervolgens bukte of een beetje voorover viel en wel zo dat de steek die hij Arie meende toe te brengen hem, getuige die naast Arie stond, werd toegebracht, zodat hij gewond werd in zijn linkerzij. Dat Arie vervolgens zijn degen trok en Steven Tak met het blote mes in de hand zich terugtrok in zijn huis. Dat Arie daarna naar binnen is gegaan en dat hij getuige door Arie om assistentie werd geroepen. Hij heeft Steven Tak vervolgens de handboeien omgedaan. Dit ging met veel moeite terwijl Steven ijselijk bleef vloeken en schelden en bleef herhalen : "Donderse rakkers als ik dat geweten had dan zou ik jullie alle drie vermoord hebben".

Uit : Informatieboek van de baljuw te Gouda - Informatie genomen bij den Heer officier op den 6e October 1752.
In aanwezigheid van de Heren Mr Engelbert van Heuven en Franco Gerard de Vrije, schepenen.

Jacobus Lastre (52 jaar oud) schoenmaker te Gouda verklaart nadat hem de eed is afgenomen.
Dat hij op een donderdagmorgen om ongeveer elf uur in de maand juni 1752 zonder precies den datum van de maand te weeten een pijp heeft staan roken in de winkel van Steven Tak toen de onderschout met twee van zijn rakkers naar binnen kwam. Dat Steven Tak op dat moment bezig was een mannenschoen en geen mes in zijn handen had toen hij, getuige, de onderschout hoorde zeggen tegen Steven Tak dat hee mee moest komen. Dat hij getuige Steven Tak hoorde antwoorden : "Moet ik mee". "Ja, direct" zei de onderschout. Dat hij getuige daarop staande bij de voordeur direct naar buiten ging, zonder dat hij verder precies iets kan zeggen wat er verder gebeurd is.
Zo waarlijk helpe mij enz. (7).


Wat gebeurde er in oktober 1752 ?
(oftewel hoe een opstandige vreemdeling klein gekregen werd).

Tot zover de getuigenverklaringen.
Zoals gezegd in het verdere verloop speelt het gebeurde op 4 april 1752 geen enkele rol meer. Des te belangrijker worden de gebeurtenissen bij de arrestatie van Steven Tak. Tijdens zijn eerste verhoor op 3 oktober 1752 verklaart Steven, dat hij zich er niet van bewust was dat hij een van de dienders verwond heeft (hij heeft daar pas in het tuchthuis van gehoord). Nu blijkt waarom de getuigenverklaring van Jacobus Lastre (pas op 6 oktober 1752 !) van belang was. Immers hier zou uit moeten blijken dat Steven Tak willens en wetens, zonder dat hij al een mes in de hand had, een mes heeft gepakt om daarmee opzettelijk letsel toe te brengen aan de dienders. Tijdens zijn tweede verhoor op 9 oktober 1752 bekent hij dat het zo gegaan is. Een bekentenis die uiteraard met behulp van de pijnbank aan hem ontlokt kon worden. Op 13 oktober 1752 mag hij de hele bekentenis nog eens herhalen en op 16 oktober met zijn merkteken ondertekenen, zodat tijdens de rechtzitting door zijn aanklager "naar eer en geweten" verklaard kan worden dat hij "buijten Peijn van eijser en banden beleeden heeft wat hem ten laste wordt gelegd" n.l. het plegen van geweld tegen de dienaren van justitie, een daad die alleen gestraft kan worden met de hoogste gevangenisstraf en wel levenslang in het tuchthuis van Gouda.

gezicht op de Tiendewegspoort te Gouda
litho van Gijsbertus Johannes Verspuy (1823-1862)
bron : Gouda, tekeningen en prenten door dr. Jan Schouten
© Uitg. Repro-Holland - Alphen aan den Rijn 1978

Ook de verslagen van de "verhoren" (examinaties) van Steven Tak zijn bewaard gebleven en zijn illustratief voor de wijze waarop bekentenissen konden worden afgedwongen (8).

Uit : Examinatieboek - Verhoor gedaan op de Tiendewegspoort bij den Heer officier op den 3 october 1752 in aanwezigheid van de Heren Moering burgemeester en alle schepenen, afwezig Van den Kerkhoven.

Steven Tak 's Heren gevangene, oud 55 jaren wonende alhier een schoenmaker van zijn vak.
Hij zegt dat hij op donderdag 22 juni nuchter in zijn huis zat, toen de onderschout met twee van zijn dienders in zijn huis binnenkwam en hem bevolen heeft om mee te gaan. Dat hij toen geantwoord heeft eerst zijn 'kamizool' aan te willen doen. Dat de onderschout toen zei, dat hij direct mee moest gaan en dat de dienders hem toen probeerden te pakken. Hij weet niet meer welke diende hem het eerste greep. Hij weet dat hij een mes voor zijn werk in zijn hand had. Hij heeft pas in het tuchthuis horen vertellen, dat Wouter gewond zou zijn en dat hij dat gedaan zou hebben. Hij kan zich daar niets van herinneren. Hij heeft wel gezien dat de onderschout zijn degen had getrokken en dat ook de dienders hun wapens gereed hadden en daarmee door het glas naar binnen staken. Hij weet dat Arie van der Horde tegen hem gezegd heeft :"Steven het is beter dat je meegaat en je niet verzet. Hij heeft zich in zijn voorhuis verdedigd met zijn mes.

Verhoor gedaan op de Tiendewegspoort bij den Heer Officier op den 9 october 1752 in aanwezigheid van de Heren Moering burgemeester en alle schepenen, afwezig Van den Kerkhoven.

Steven Tak 's Heeren gevangene.
Hij zegt dat hij het mes gepakt heeft om zich te verweren tegen de onderschout en zijn dienders, omdat zij met geweld naar binnen kwamen en dat hij met het mes heeft gestoken naar de dienders en dat hij op die manier Wouter Hoogenhoek letsel heeft toegebracht en dat hij met het blote mes in de hand naar binnen is gegaan en dat Arie van der Horde tegen hem gezegd heeft dat hij zijn mes moest overgeven. Hij bekent dat hij tegen Arie van der Horde heeft gezegd "Dondeskind, nu zal je sterven al was je de laatste kerel op de wereld".

Verhoor gedaan op de Tiendewegspoort bij den Heer officier op den 13 october 1752 in aanwezigheid van de heren Moering burgemeester en alle schepenen, afwezig Van Heuven, Van den Kerkhoven en Dr. W. van der Hoeven.

Steven Tak 's Heeren gevangene.
Hij zegt dat de onderschout met twee dienders op een donderdag in de maand van juni naar zijn huis zijn gekomen. Dat hij gezegd heeft zijn 'kamizool' aan te willen trekken, maar dat de onderscout wilde dat hij direct meeging. Dat zij vervolgens met gedrieën op hem afkwamen. Dat hij toen het mes van tafel heeft gegrepen en tegen de dienders zei : "sta stil". Dat hij met het mes naar de dienders heeft gestoken. Dat hij toen Wouter Hoogenhoek verwond heeft. Dat hij daarop naar binnen is gevlucht met het mes in de hand. Dat Arie van der Horde heem gedwongen heeft het mes af te geven, nadat hij (Steven) gezegd had "dondeskind, nu zal je sterven al was je de laatste kerel op de wereld". Dat vervolgens de dienders hem in de boeien hebben geslagen en hem naar het werkhuis hebben gebracht.

Verhoor gedaan op Thiendewegspoort op den 16 october 1752 in aanwezigheid van de Heren Van Strijen burgemeester en alle schepenen, afwezig Van den Kerkhoven.

Steven Tak 's Heren gevangene.
Nadat zijn bekentenissen van den 3e, 9e en 13e oktober 1752 hem werden voorgelezen heeft hij verklaard zijn bekentenissen te handhaven.
Steven Tak

ondertekening van zijn bekentenis door Steven Tak
Inmiddels krijgen zijn vrouw en verdere familieleden wel in de gaten, dat er iets dreigt te gebeuren met Steven Tak. Zij hebben gehoord dat hij van het werkhuis (= het tuchthuis) is overgebracht naar de gevangenpoort aan de Tiendeweg. Dat voorspelt weinig goeds; zij beseffen dat de baljuw over de middelen beschikt om Steven een bekentenis te laten doen. Om een publiek schandaal te voorkomen dienen zij een verzoekschrift (9) in bij de magistraat van Gouda. In het verzoekschrift voeren zij aan, dat - zonder zijn gedrag te willen goedpraten - Steven zeer werd overrompeld door de komst van de onderschout met zijn dienders, die zonder enig schriftelijk bewijs van schout en schepenen te tonen hem uit zijn huis haalden, waardoor hij zonder bewuste opzet, maar in een poging zich te beschermen met een mes, dat hij óf in, óf bij de hand had één van de dienders verwondde. Zij verzoeken deemoedig "uyt consideratie voor sijn ongelukkige vrouw en kinderen en ordentelijke familie van Publieq Schandaal te excuseren".

Het verzoekschrift is getekend door Margaretha Rhebee ("bedroefde huysvrouw van Steeven Tak voor zig selve als voor hare twee onnosele kinderen" mitsgaders de naastbestaanden van Steven Tak en Margaretha Rhebee, te weten Caspar Tak en vrouw, Dirk Kalis en frou, Arnoldus Kisman en Vrou, Jan van Egen en vrouw).

Het verzoekschrift wordt op 16 oktober 1752 in handen gesteld van Mr. Frederik van der Hoeve, baljuw en schout der stede, was getekend door G. van Brandwijk.

De reactie was - het zal u niet verbazen - negatief :
"In deze kan niet werden getreden en werd dienvolgende van de hand geweesen", was getekend op 20 okober 1752 door Hubert van Eijck (10).

Voor de schout en baljuw Mr. Frederik van der Hoeve is de zaak zo klaar als een klontje. Steven heeft zich verzet tegen het wettige gezag, Steven heeft bekend en Steven zal dus zwaar dienen te boeten. Hij eist levenslang, een straf die ook werkelijk wordt opgelegd (11).

Den Heer Mr Frederik van der Hoeve Baillu en Schout der Stad Gouda Ratione Officier Eys in cas crimineel Op en jeegens Steeven Tak 's Heeren gevangene

geconfisceert voor sijn leven

Steven Tak 's Heren gevangene oud 55 jaren woonachtig alhier ter stede een schoenmaker van zijn vak heeft zonder buijten Pijn van ijzer en banden bekend
Dat de onderschout met twee dienders op een donderdag in de maand van juni 1752 naar zijn huis zijn gekomen. Dat de onderschout tegen hem gezegd heeft : "Steven, je moet met mij mee komen". Dat hij daarop geantwoord heeft, dat hij eerst zijn 'kamizool' moest aantrekken. Dat de onderschout daarop tegens hem heeft gezegd, dat hij direct moest meegaan. Dat hij toen hij zag dat de onderschout met de dienders naar hem toe kwamen een mes van zijn tafel heeft gepakt en met het blote mes in zijn hand tegen de dienders heeft gezegd "halt". Dat hij met het mes naar de dienders heeft gestoken. Dat hij daardoor den diende Wouter Hogenhoek heeft verwond. Dat hij daarop naar binnen is gevlucht. Dat Arie van der Horde de deur open trapte. Dat hij met het blote mes inde hand tegens Ary van der Horde zei : "Dondeskind, nu zal je sterven al was je de laatste kerel op de wereld". Dat Arie van den Horde hem heeft vermaand en heeft gedwongen het mes neer te leggen en zich over te geven. Dat hij zijn mes aan zijn zoontje heeft gegeven, die ook binnen in het huis was.

Dit is een geval van kennelijk geweld en verzet strekkende tot verhindering van het recht en daarom ten hoogsten strafbaar naar de wet. Daarom is de conclusie van de Heer officier namens de Heren Staten van Holland en Westfriesland, dat de gevangene hiervoor zodanig zal werden gecorrigeerd en gestraft aan den lijve als naar het oordeel van de Heren Schepenen gewwenst en nodig is. En dat gevangene zal worden veroordeeld tot betaling van de kosten van sijn gevangenis en de onkosten van justitie.

Schepenen van de stad Gouda gehoord de bekentenis van Steven Tak 's Heren gevangene gezien en gehoord de eis en de conclusie van de Heer officier en na diepgaand alles besproken en overwogen te hebben wat voor deze zaak van belang was, recht doende uit namens de Heren Staten van Holland en van Westfriesland, veroordelen Steven Tak tot levenslange gevangenis in het tuchthuis van Gouda om aldaar met zijn handenwerk de kost te verdienen.
Veroordelen hem tevens tot betaling van de kosten van sijn gevangenis en de onkosten van justitie.

Aldus gedaan in aanwezigheid van de Heren Daniel Willem Lestevenon, Heer van Schoonauwen, Willem van Strijen en Cornelis Gerard Moering en Willem Sebastiaan Boers, Heer van Zuid Waddinxveen, Burgemeesters, bij den Heren Engelbert van Heuven, Johan de Lange, Franc Gerard de Vrije, Aalbrecht van der Burch, Cornelis Adriaan van den Kerkhoven, Dr. Willem van der Hoeve, Bartholomeus van de Moor van Immerzeel, schepenen op den 24e oktober 1752.

Wat gebeurde er na de veroordeling van Steven Tak ?
(oftewel hoe een duitse schoenmakertje weer spoedig vergeten werd)

Hiermee is de veroordeling van Steven Tak een feit.
In aanwezigheid van alle belangrijke regenten van Gouda (zowel de vier burgemeesters als de zeven schepenen) werd hij veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf in het tuchthuis (12) van Gouda . Over zijn verdere leven is mij niets meer bekend. Zelfs het tijdstip van zijn overlijden is onbekend. Hoe het hem vergaan is in het tuchthuis en of hij er ooit nog uitgekomen is blijven onbeantwoorde vragen. Zijn (bedroefde) vrouw Margaretha Reebeen overleed ongeveer vijf jaar na zijn veroordeling. Op 13 december 1757 wordt haar overlijden ingeschreven in het gaardersregister van Gouda, met de vermelding "huisvrouw van Steven Tak op de Nieuwe Haven". Steven moet toen nog in leven zijn geweest.
Het overlijden van zijn broer Casper wordt aangetekend op 9 april 1770 (hij woont dan op de Raam, waar hij een huis bezat) en van Caspers vrouw op 15 maart 1774 (zij woont dan op de Nieuwe Haven) (13).
Zoon Ernst blijft in Gouda wonen, ook hij woont op de Raam (dit wordt vermeld in 1763 bij zijn huwelijk met Catharina Hoogenboom en bij zijn overlijden in 1804).

Een merkwaardige passage is echter te vinden in de kamerboeken van Gouda (14). Ernst Tak verzoekt in 1797 om ontslag uit het tuchthuis van Gouda (zie : oud rechterlijk archief Gouda, kamerboeken 1797, inv. nr. 225 fol. 135 en 155)
 : "Is geleesen eene missive van Ernst Tak, gedetineerde in het Tugthuis alhier, verzoekende om deszelfs ontslag " (4 juli 1797) en "Is goedgevonden en verstaan Ernst Tak uit deszelfs confiscement in het Tugthuis alhier te ontslaan, zo als dezelve daarvan ontslagen word bij dezen" (25 juli 1797).
De vraag rijst of het hier om Ernst zelf ging of toch om zijn vader die in 1752 tot levenslange tuchthuisstraf werd veroordeeld.

Inmiddels heeft Leny Tak uit Gouda het antwoord op deze vraag gevonden. Het gaat wel degelijk om zoon Ernst, die evenals zijn vader Steven veroordeeld is geweest tot een tuchthuisstraf.

In het Kamerboek 1785 - 1787 treffen we de volgende passage aan : "Is na voorgaande deliberatie goed gevonden ende verstaan Ernst Tak om zijn kwaad gedrag bij provisie te confineeren in het tugthuis binnen deeze stad, om aldaar met zijn handwerk de kost te winnen". (15)

Confinement in het Tugthuis                                                                                                       (met dank aan Leny Tak)
Ernst Tak

De naam Steven Tak (zie : kwartierstaat) is in de familie bewaard gebleven, de zoon van Ernst werd naar hem Stephanus genoemd, vervolgens kreeg ook de achterkleinzoon van Ernst de naam Stephanus, die op zijn beurt weer één van zijn kinderen Stephanus noemde.
Deze Stephanus Tak - mijn oudoom - is 96 jaar geworden en heeft meer dan 26 jaar in het verzorgingshuis "huize Gouwestein" te Gouda gewoond (16).
Hij overleed in 1992.



Bronnen :
Streekarchief Hollands Midden, Oud Rechterlijk Archief Gouda, Crimineel Vonnisboek, Informatieboek Baljuw, Examninatieboek, Requestboek en Kamerboeken.
Stadsarchief Schwelm, Protkollbuch des Presbyteriums der Evang. Lutherischen Gemeinde (verkregen via de heer T. Tak te Gouda).
Doop-, trouw- en begraafboeken Gouda.
Poortersboek Gouda.



Noten :
1. Zie : Oud Rechterlijk Archief Gouda - Crimineel Vonnisboek inv. nr. 180.
2. Zie : Poortersboek Gouda -
    7 mei 1728 Arnoldus Tak van Swelm uit Brandenburg (fol.82);
    24 mei 1728 Casper Tak van Swelm in het Brandenburgse (fol. 82);
    21 april 1733 Steven Tak van Swelm gelegen in het Brandeburgse (fol. 94).
    Zie : Admissies tijdelijke vestiging Gouda
    8 november 1728 Steven Tack van Swalm uit Brandenburg.
3. Zie ook : "Nieuwkomers, immigranten en hun nakomelingen in Nederland 1550-1950", door Jan Lucassen en Rinus Penninx, uitg. Meulenhof Informatief te Amsterdam - 1985 (blz. 110).  Volgens deze schrijvers stonden met name Duitsers lange tijd niet in zo'n gunstig daglicht; zij citeren o.a. een annonieme briefschrijver in 1760, die pleit voor afzonderlijke "moffenwijken" in de stad voor het "moffelijk gebroed"
4. Zie : Oud Rechterlijk Archief Gouda - informatieboek baljuw (inv. nr. 159).
5. Voor een beschrijving van de hier en van de in het vervolg genoemde stadsbestuurders (regenten) t.w. de baljuw Mr. Frederik van der Hoeve, de burgemeesters Dr. Cornelis Gerard Moeringh, Mr. Willem Sebastiaan Boers, Mr. Daniel Willem Lestevenon,Mr. Willem van Strijen en de schepenen Mr. Cornelis Adriaan van den Kerckhoven, Dr. Willem van der Hoeve, Mr. Engelbert van Heuven, Mr. Johan de Lange, Franco Gerard de Vrije, Mr. Aelbrecht van der Burgh en Mr. Bartolomeus de Moor van Immerzeel verwijs ik  naar "Met goed fatsoen, de elite in een Hollandse stad - Gouda 1700 - 1780" door dr. J.J. de Jong, uitg. De Bataafsche Leeuw / Stichting Hollandse Historische Reeks - 1985.
6. Volgens Dr. A. Scheygrond in "Goudsche Straatnamen" (zie : voetnoot 8-blz. 82) is het Olieslagers-steegje identiek aan de Karnemelksteeg, een steeg tussen de Keizerstraat en de Raam, achter de St.-Barbaratoren. Volgens de beschrijving van Pieter de Koning moet het Olieslagerssteegje echter in de buurt van 't Verloren Kost en de Lazarussteeg hebben gelegen dus aan de noordkant van de Raam en niet aan de zuidkant.
7. Pikant is dat  Jacobus Lastre - evenals Steven Tak - één van mijn voorouders is; Jacobus Lastre   van vaderszijde en Steven Tak van moederskant.
8. Zie : Oud Rechterlijk Archief Gouda - Examinatieboek inv. nr. 169.
9. Zie : Oud Rechterlijk Archief Gouda - Requestboek.
10. Mr. Gerard van Brandwijk en Mr. Huibert van Eijck waren beide secretaris van het stadsbestuur; bron : zie voetnoot 5
11. Zie : Oud Rechterlijk Archief Gouda - Crimineel Vonnisboek inv. nr. 180.
12. Het tuchthuis in Gouda is één van de oudste tuchthuizen in ons land. Reeds in 1530 had het stadsbestuur van Gouda voorgesteld een tuchthuis voor jeugdige delinquenten te stichten. In 1648 waren er vier tuchthuizen in de republiek n.l. in Amsterdam, Haarlem, Gouda en Alkmaar. De oorspronkelijke  bedoeling was zwervers, bedelaars en misdadigers door een streng regiem en hard werken weer geschikt te maken voor terugkeer in de maatschappij. Gedachten o.a. gebaseerd op de ideeën van Dirk Volckertszoon Coornhert (in : Boeventucht ofte Middelen tot vermindering der schadelyke Ledighangers - 1573) en van Jan Laurenszoon Spiegel.
Zie : a) "Overvloed en Onbehagen" (blz. 27 t/m blz. 36) door Simon Schrama - uitg. Contact te Amsterdam 1988.
       b) "Mensen van klein vermogen" (blz. 67 t/m blz. 72) door prof. dr. A.Th.van Deursen - uitg. Bert Bakker te Amsterdam 1991.
13. Zie  "Verpondingen Gouda" (in het gemeente archief).
14. Zie : SHM - oud rechterlijk archief Gouda, kamerboeken 1797, inv. nr. 225 fol. 135 en 155).
15. Zie : SHM - oud rechterlijk archief Gouda, kamerboeken 1785-1787, fol. 13v.
16. Zie : Goudsche Courant d.d. 1 december 1990 (artikel naar aanleiding van het 25-jarig jubileum van Stephanus Tak als bewoner van Gouwestein).


Lafebernaar begin artikel Reacties graag naar :

Lafeber

LafeberTerug naar homepage