Echtgenoot vermoord in de Koekelstokpoort.
(eerder gepubliceerd in "De Schatkamer", regionaal historisch tijdschrift jaargang 23, afl. 2 - oktober 2009)

Op 26 januari 1721 trouwde de weduwnaar Gerrit Abrahamsz van der Want in de Sint Janskerk van Gouda met de weduwe Susanna Jacobs Proefhamer. Het zou geen lang en zeker geen gelukkig huwelijk worden. In 1721 woonden beiden nog op de Raam, maar zij verhuisden later naar het Koekelstokpoortje. (1)

De huisjes in de steeg waren klein en gehorig en de buren konden regelmatig meegenieten van de vele ruzies tussen de beide echtelieden. Vooral als ze wat drank op hadden waren de scheldpartijen niet van de lucht. Als ergens het spreekwoord “zij leefden als kat en hond” van toepassing was dan was het wel op Gerrit en Sannetje. Gerrit zag zijn vrouw nog wel eens eindigen op het schavot, want zo zei hij regelmatig “de beul van Haarlem (2)  zal nog eens geld aan je verdienen”. Maar Sannetje zei vervolgens “dan zal ik wel eerst aan u verdienen en het eerst op uw bek toetellen”. Regelmatig dreigden ze elkaar te vermoorden, vooral als ze dronken waren, want beiden lusten wel een ‘zopie’. Langzamerhand leerden de buren wel leven met dit spektakel in hun steeg, niemand verwachtte dat één van beiden wel eens meer zou doen dan schelden en tieren. Maar helaas de werkelijkheid verliep anders.

Op zondagmiddag 17 maart 1726 zaten Gerrit en Sannetje in hun woning een visje te eten. Ook nu weer ontaardde hun samenzijn in een geweldige ruzie, waarbij ze elkaar over en weer verwijten maakten en Sannetje wederom dreigde haar man te zullen vermoorden. Gerrit verliet de echtelijke woning om elders zijn vertier te zoeken. Ook Sannetje greep naar de fles en probeerde haar walging weg te drinken.

Tegen de avond keerde Gerrit weer terug naar huis. Sannetje hoorde hem al aankomen, omdat hij eerst bij de buurvrouw zijn hemd ging halen, dat daar te drogen lag. Toen hij het huisje binnenkwam vroeg hij meteen om een ‘zopie’. “Je hebt al genoeg in je bast”, antwoordde Sannetje. Toen Gerrit aandrong zei ze “Hier, ik zal je zoop geven” en verkocht hem een dreun. Toen Gerrit wankelde en tegen een kastje viel werkte ze hem tegen de grond, zodat hij met zijn hoofd voorover op de bedstee viel. En toen heeft ze hem, zoals ze later verklaarde, “zo lang geknuffeld totdat hij kapot was”. Daarbij heeft ze ook nog een losse beddenplank gebruikt om hem met zijn nek klem te zetten. In haar benevelde brein wist ze op dat moment maar één ding, hij moet en zal kapot. En dood was hij, morsdood.

Fragment van een kaart van Gouda door Jacob van Deventer (1585)
Ten noordwesten van de Tiendeweg liggende de woningen van en achter de Vogelenzang (het Koekelstokpoortje was toen nog niet gebouwd, maar hier is wel goed te zien op welke wijze ook achter de straat huisjes zijn gebouwd).

Ze liet haar man liggen en ging bij de haard zitten en zag dat zijn broek nat geworden was. Na enige tijd ging ze naar hem toe en voelde, dat hij koud was geworden. Op dat moment besefte ze pas goed wat ze gedaan en had en raakte in paniek. Ze liep het huisje uit en riep een buurvrouw, Marritje Pieters, te hulp. Daarna raakte alles in een stroomversnelling. Als een lopend vuurtje ging het bericht door het buurtje. Eerst was het “Gerrit heeft zich verhangen”, toen nog niet duidelijk was wat er precies was gebeurd. Jan Hendrikse van Es was de eerste buurman die binnenkwam, later gevolgd door Jan Joppe van Wijngaarden. Jan Hendrikse vroeg om een mes om Gerrit los te snijden, maar merkte alras - na aanwijzing van Sannetje - dat hij niet gewurgd was met een koord, maar klem zat achter de beddenplank. Beide buurmannen hebben Gerrit vervolgens weggetrokken bij de bedstee en op een kussen gelegd, dat Sannetje had aangereikt. Inmiddels waren ook andere buren toegesneld, die allemaal wel eens precies wilden weten wat voor drama zich in het kleine huisje van Gerrit en Sannetje had afgespeeld.

Lijsbeth Aertsen, de vrouw van Jan Joppe, vertelde dat Gerrit vlak voor zijn thuiskomst nog bij hen langs was geweest om een paar zaken te bespreken. Geertje Jacobs den Broes sloot daarop aan door te vertellen, dat Gerrit daarna bij haar was gekomen om zijn hemd op te halen. Daarna ging hij naar huis en zij hoorde Sannetje zeggen: “Zo galghond, ben je daar alweer”, waarop Gerrit antwoordde “Lieve Heer, begin je nu alweer, ik ben net thuis”.
Gerritje Lamberts, de weduwe van Cornelis Jansz Boer, had weer iets anders gehoord: bij thuiskomst van Gerrit zou Sannetje hem begroet hebben met de woorden “Ben je daar, jij schelm, bloedhond, moordenaar van mijn ziel. Ik zal je nog vermoorden. Je weet dat ik, als ik dat wil, dat ook kan doen”. Nadat Gerrit was vermoord heeft zij Sannetje, toen zij buiten was gekomen, horen zeggen “Ik ben blij, dat ik van die dronken hond verlost ben”.
Engeltje Antonisse de Ridder, weduwe van Claes Cornelisz van ‘t Hof, was met de andere buurlieden het huis binnen gegaan en zij had gezien hoe Gerrit werd gevonden. Zij verklaarde dat Sannetje zelf had gezegd dat Gerrit niet los gesneden hoefde te worden, omdat er geen sprake was van zelfmoord.

En zo kwam de voorspelling van Gerrit van der Want uit. De beul van Haarlem zou inderdaad geld aan zijn vrouw Sannetje gaan verdienen. Zij werd op 29 maart 1726 door de schepenen van Gouda veroordeeld om op het Goudse schavot met een wurgkoord aan een paal ter dood gebracht te worden. Het vonnis werd op 2 april 1726 voltrokken. Of haar lijk ook op een horde naar buiten de stad gesleept is, om daar met kettingen op een rad gebonden te worden en om daar te blijven liggen tot het lijk verteerd zou zijn, zoals de baljuw Melchior Snels had geëist blijkt niet uit het vonnis.



Bronnen:
1. SHM - Oud rechterlijke Archief Gouda - Informatieboek Baljuw inv. nr. 159
2. SHM - Oud rechterlijke Archief Gouda - Crimineel Vonnisboek inv. nr. 180.




Voetnoten:
(1) De elf huisjes in het Koekelstokpoortje zijn in 1630 gebouwd door de meester metselaar Jan Claesz Verheij, achter zijn woning aan de toenmalige Vogelenzang (de huidige Wilhelminastraat). Zie: Mr. J.E.J. Geselschap in “Tussen Stadsvest en Vogelenzang” in Negentiende verzameling bijdragen, 1982, blz. 117 (ook gepubliceerd in de Goudsche Courant d.d. 2 februari 1977). Met dank aan Coretta Wijbrans, die mij op deze passage attendeerde.
(2) Gouda had geen eigen beul, maar moest bij het ten uitvoer brengen van vonnissen een beul inhuren. De “beul van Haarlem” werd door meerdere steden in Holland ingehuurd en werd hierdoor een begrip. Hij leeft nog voort als figuur in de poppenkast van Jan Klaassen. Ook de zegswijze “Zo brutaal (of “zo wreed”) als de beul van Haarlem is hiervan afgeleid.


Terug naar homepage