Carel Bentfort, kunstschilder en chimist te Gouda.


Inleiding
Carel Bentfort (ook geschreven als Karel Bentfort) werd op 4 februari 1759 in Den Haag gedoopt als zoon van de bode van de Staten van Holland en West-Friesland Christiaan Bentfort en diens eerste vrouw Barbara Francisca de Croix. Carel Bentfort was een kleinzoon van Frans Reinhart Bentfort en Rudolphe Monheim, kastelein en kasteleinse van het kasteel te Ballum, het kasteel van de stadhouders Johan Willem Friso van Oranje-Nassau, Willem IV en Willem V op Ameland.

Bentfort als kunstschilder
Bentfort werd als schilder opgeleid door Benjamin Samuel Bolomey en Tethart Philipp Christian Haag en in Antwerpen door Andries Lens. Hij was volgens Ernst Wilhelm Moes in 1772 leerling van de Haagse Academie [van Beeldende Kunsten]. Bentfort schilderde portretten en historische genrestukken. Van zijn hand zijn twee portretten, van de Schoonhovense arts Fredericus Augustinus Honndorff Block en diens echtgenote Cornelia Braet, opgenomen in de collectie van het museum Bisdom van Vliet in Haastrecht. Bentfort was lid van het kunstenaarsgenootschap Confrerie Pictura in Den Haag.


Bericht in de Amsterdamse Courant d.d. 3 november 1778



Rechts het door Carel Bentfort in 1786 geschilderde portret van Cornelia Braet (geb. 1757), echtgenote van dr. Fredericus Agustinus Honndorff Block (1753-1806), arts te Schoonhoven, ouders van Pauline Maria Hondorff Block, echtgenote van Salomon Reijnders Bisdom, burgemeester van Haastrecht.


(Het originele portret bevindt zich in de collectie van het Museum Bisdom van Vliet te Haastrecht)


bron: De woordentuin - nieuwe oogst



Persoonlijk leven
Volgens Ernst Wilhelm Moes liet hij zich op 8 maart 1774 inschrijven als student in Leiden. Volgens Obreen (in:  Archief voor Nederlandsche kunstgeschiedenis)  logeerde hij toen bij Huet de zoon op 't Galgewater te Leiden. Vermoedelijk was dit Willem Willemszoon Huet, vleeshouwer op het Galgewater aan de Lange Hartebrugge in Leiden.
Bentfort trouwde op 2 mei 1779 in Den Haag met Carolina Regenbogen. Hun dochter Frederika Barbara Francisca werd in 1781 in Den Haag geboren. Waarschijnlijk zijn zij daarna naar Schiedam verhuisd, want toen zij zich in 1784 in Gouda vestigden waren zij afkomstig uit deze plaats. In 1785 werd in Gouda een kind geboren, dat vlak na de bevalling overleed. In de nieuwste stadsgeschiedenis van Gouda wordt het volgende voorval vermeld: "In 1785 kreeg apotheker en kunstschilder Carel Bentfort, woonachtig aan de Naaierstraat, toestemming zijn mismaakte kind, dat kort na de geboorte was overleden, in alcohol te bewaren" (Habermehl 2002:301/302). Van Dolder-de Wit beschrijft de opwinding die vanwege dit feit ontstond bij de kerkmeesters van de Sint-Janskerk. Er werd een onderzoek ingesteld door de voorzitter van dit college, Martinus van Toulon, omdat Bentfort beweerde hiervoor toestemming te hebben gekregen van de burgemeesters van Gouda. Volgens Van Dolder-de Wit waren de burgemeesters van Gouda niet op de hoogte van enig verzoek van Bentfort (Van Dolder-de Wit 1994:116). Ook een ander kind overleed in 1790 vlak na de geboorte. Op 13 december 1801 overleed hun dochter Frederika Barbara Francisca. In een advertentie in de Oprechte Haarlemse Courant d.d. 15 december 1801 delen de ouders meer, dat zij op de leeftijd van 20 jaar en 2 maanden is overleden aan de gevolgen van een "uitteerende ziekte". Haar grafzerk bevindt zich in de Goudse Sint-Janskerk en ligt voor de drempel van het koorhek in het transept (Van Dolder-de Wit 1994:116). In de jaren daarna verslechterde de verstandhouding tussen beide echtelieden. Zij zouden scheiden en Carel Bentfort hertrouwde op 10 juni 1810 in Schoonhoven met Fransijntje Bek. Later bleek uit de huwelijksbijlagen bij het huwelijk van zijn zoon Franciscus, dat deze al  in 1806 in Rotterdam gedoopt was, als zoon van Carel Bentfort en deze Fransijntje Bek. Kennelijk heeft Carel Bentfort bij het aangaan van zijn tweede huwelijk een schuldbekentenis van ƒ 2000 moeten afgeven aan zijn eerste echtgenote Caroline Regenbogen. Caroline overleed op 30 september 1812 in Linschoten, zij werd in de akte aangeduid als rentenierster en verlatene huisvrouw van Karel Bentfort. De overlijdensaangifte werd o.a. gedaan door de Linschoter chirurgijn Isaac van Stavel. Dezelfde Van Stavel probeerde samen met zijn vrouw Johanna Maria Joosten via de vrederechter in Gouda als erfgenamen van Carolina Regenbogen bedragen oplopend van ƒ 500 tot ƒ 1500 van Bentfort los te krijgen vanwege de genoemde schuldbekentenis uit 1810. Francina Bek, de tweede echtgenote van Carel Bentfort,  overleed op 15 april 1833 als weduwe van Carel Bentfort in Schoonhoven.





Huwelijksinschrijving Carel Bentfort, gescheiden echtgenoot van Carolina Regenbogen met Francina Bek, ondertrouw 18 mei 1810, huwelijk 10 juni 1810
(bron Trouwboek Nederduitsch Gereformeerd Schoonhoven)



Zakelijke activiteiten van Bentfort in Gouda
Bentfort was niet alleen kunstschilder, maar hield zich ook bezig met de handel in chemische preparaten, farmacie en aanverwante zaken. Hij werd in die tijd zowel aangeduid als apothecair, chimist en drogist. Nadat hij zich in Gouda had gevestigd richtte hij samen met een compagnon, Balthasar Jan Gabry, een bedrijf op aan de Koestraat in Gouda. De Koestraat is de benaming voor een deel van de Markt van Gouda, midden in het centrum van de stad. Dit leidde tot nogal wat protesten van de buren, vanwege het risico van brandgevaar en stankoverlast. Op 24 april 1792 dienden een aaantal bewoners van de hoek Koestraat (Markt) en Groenendaal (o.a. Pieter Hoogland, Hermanus Polijn, Gijsbert van Beekom, Pancras Bloemendaal, Geertrui Geering, Willem van Breda, Martijntje Nieuwland en A.V. Burchum) een verzoekschrift bij de gemeenteraad van Gouda om te verbieden dat de heren Jan Gabry en Carel Bentfort (apothekers en drogisten) meerdere ovens gebruikte op de eerste verdieping van het door hen gehuurde pand (van de weduwe van Johan Pieter Meijer) aan de Koestraat (2e huis vanaf de Groenendaal richting Kleiweg). De buren maakten bezwaar tegen de stankoverlast en waren bezorgd voor de risico’s voor hun gezondheid en het verhoogde brandgevaar.
Beide aangeklaagden wezen alle klachten van de hand : brandgevaar was vanwege de genomen maatregelen niet aanwezig, gezondheidsrisico’s een fabel en de stank zeker niet erger dan elders. De fabriekmeesters van Gouda gaven als oordeel dat het werk van beide apothekers niet strijdig was met de verordeningen van de stad. De vuurmeesters (Gerardus van de Starre, Quirijn Johannes van der Valk, Gerardus Henricus van der Haar en Franciscus van Bovenen) vuurschouwers van het vijftiende kwartier binnen de stad Gouda beoordeeelden - na zich ter plekke op de hoogte te hebben gesteld - de situatie niet als brandgevaarlijk.
Het verzoek van de buren werd dan ook twee maanden later - op 19 juni 1792 - afgewezen (Oud Archief Gouda, requestboek, inv. nr. 219 fol 227 e.v.).

In 1797 vroeg Carel Bentfort een paspoort aan om een reisvan zes weken naar Sluis in Vlaaanderen en enkele steden in Brabant te maken. In 1798 vroeg hij een paspoort aan om een reis van drie maanden naar Vlaanderen en Brabant te maken (bron: Decreeten der constitueerende vergadering, representeerende het Bataafsche volk 1797 en 1798).

Het bedrijf van Gabry en Bentfort werd verplaatst naar de Gouwe en de Peperstraat in Gouda. Carel Bentfort en Balthasar Jan Gabry kochten in juni 1796 een huis aan de Gouwe (zuidzijde) voor ƒ 4855.6.- van Pieter Boon en in november 1799 van dezelfde Pieter Boon een pakhuis  aan de Gouwe (zuidzijde) voor ƒ 800. In december 1803 kochten Bentfort & Gabrij & Co een huisje aan de Peperstraat voor ƒ 125 en in dezelfde maand een huis aan de Peperstraat van Jan Drooglever voor ƒ 420.12.-.

Dat de verstandhouding tussen beide compagnons ook in het persoonlijk vlak goed was blijkt uit het feit Gabry in 1803 in een testament bij notaris P. Daesdonk te Gouda, "verklaart dat hy als testateur te laten enz. - het vruchtgebruik van alle zyne na te latene goederen, ider in de zyne, hun leven lang enz. - aan de Heer Carel Bentfort en juffr. Carolina Regenboog echtelieden etc. etc." (Grendel 1957:423). Maar helaas kwam er een kink in de kabel. Gabry leerde de weduwe Jacoba van Kempen kennen. Haar man Francoijs Grendel was op 23 januari 1804 overleden. Gabry trouwde op 21 april 1805 met de weduwe. Niet lang daarna bleek dat hij zich wilde ontdoen van zijn verplichtingen ten opzichte van Bentfort. In enkele advertenties eind december/begin januari in de Rotterdamse en Amsterdamse Courant deelde hij mee dat de samenwerking tussen hem en Bentfort per 31 december 1805 was beëindigd. Bentfort reageerde verbolgen en plaatste op 7 januari 1806 een tegenadvertentie, waarin hij aangaf dat het contract tussen beiden slechts met wederzijdse instemming kon worden ontbonden. Hij suggereerde dat de actie van Gabry was ingegeven door zijn recente huwelijk. Een maand later zijn partijen er kennelijk toch uitgekomen en plaatsten ze een gezamenlijke advertentie over de beëindiging van hun samenwerking. In de jaren 1814 en 1818 zou Gabry nog betalingen van Bentfort eisen vanwege schulden, die kennelijk nog niet vereffend waren.

En hoe ging het verder?
Bentfort was in 1811 betrokken bij het regelen van de voogdijschap van de kinderen van Johanna Beck, een zuster van zijn tweede echtgenote, toen de man van Johanna, Hendrik van Wijngaarden was overleden. In 1815 en 1816 was Carel Bentfort getuige in Gouda bij de huwelijken van Petronella Beck en Adriana Beck, nichtjes van zijn tweede echtgenote.

Handtekening Bentfort in 1815
Handtekening Bentfort in 1816


Het is mogelijk dat het water Bentfort in 1818 tot de lippen was gestegen of dat de grond hem te heet onder de voeten was geworden. Hij werd juridisch belaagd door zijn oude compagnon en door de erfgenamen van zijn vrouw. Het laatste levensteken van hem zien we in de vorm van zijn handtekening onder de overlijdensakte van zijn zevenjarige zoon Cornelis Christiaan, die op 17 juli 1818 overleed en waarvan hij op 19 juli 1818 aangifte deed.
Daarna lijkt Bentfort van de aardbodem te zijn verdwenen. Hij moet dus overleden zijn tussen 19 juli 1818 - toen hij zijn handtekening plaatste - en 15 april 1833, toen zijn weduwe in Schoonhoven overleed.


Het laatste levensteken van Carel Bentfort d.d. 19 juli 1818
Zijn handtekening in 1818 wijkt overigens wel behoorlijk af van die uit 1815 en 1816

Bronnen:
1) Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie: Bentfort, Carel
2) Bentfort, Karel in: Allgemeines Künstlerlexikon
3) Documentatie van beeldende kunst in Zuid-Holland: Carel Bentfort
4) Dolder-de Wit, H. van "Een merkwaardige geschiedenis uit de 18e eeuw" in: Tidinge van die Goude, 1994, blz. 116 en 117
5) Dolder-de Wit, H. van "Nog eens  ... Carel Bentfort" in: Tidinge van die Goude, 1995, blz. 100 t/m 103
6) Grendel, E. in "De ontwikkeling van de artsenijbereidkunde in Gouda", blz. 423, Gouda, 1957
7) Nederland's Patriciaat, jaargang 48, blz. 23 en 24
8) Habermehl, N.D.B. "Leven in de schaduw van de dood", in "Duizend jaar Gouda, een stadsgeschiedenis", Hilversum, 2002
9) Moes,
Ernst Wilhelm Bentfort, Karel in:  Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, deel 2, 1912

Gasselte, 2 augustus 2013
Jan Lafeber

N.b. een soortgelijk artikel (passend binnen de richlijnen van de encyclopedie) heb ik op Wikipedia geplaatst.






Terug naar homepage wie was of is wie?

Home Jan Lafeber