Moord, doodslag of zware mishandeling de dood tot gevolg
(eerder gepubliceerd in "Op 't Spoor", uitgave van de historische vereniging gemeente Gasselte, 25e jaargang, nr. 5 - december 2016)

In de aflevering van “op ’t Spoor” 2016 nr. 3 staat op blz. 81 een foto die omstreeks 1903 genomen is van de kinderen op de school van Gasselte.[1]  Niemand kon toen nog maar enigszins vermoeden dat enkele van hen zo’n dikke tien jaar later betrokken zouden zijn bij een dramatische gebeurtenis in Gasselte.


Het leek zo’n mooie voorjaarsdag te worden, die 9e mei 1914. Op die dag trouwde de 25-jarige Annechien Moek, dochter van bakker Albert Moek en Derkien Vorenkamp, met de 35-jarige Berend Drenth uit de Drouwenermond. Het huwelijk werd gesloten in het gemeentehuis van Borger. Jammer dat haar moeder dat niet meer kon meemaken, want die was ruim tien jaar daarvoor overleden. Haar broer Geert was haar getuige. Vader Moek was behalve bakker ook kroegbaas in Gasselte.[2]  Dat kwam goed uit want het feest kon die avond thuis bij de bruid plaatsvinden. Het liep storm die avond want niet alleen de bruiloftsgasten, maar ook veel dorpsbewoners maakten van de gelegenheid gebruik om het pasgetrouwde stel te feliciteren. Broer Harm deelde buiten de  jenever uit. Onder de niet genodigde gasten bevonden zich ook vier knapen die zich de gratis jenever goed lieten smaken. Het waren Gerhard Vos (19 jr.), Jan Dijk (19 jr.), Harm Hadders (18 jr.) en Roelf H[adderingh][3]  (20 jr.). Na enkele borrels genuttigd te hebben vertrokken ze om enige tijd later weer terug te keren. Broer Geert Moek stoorde zich aan hun aanwezigheid bij de woning vroeg  hen dringend het erf van de woning te verlaten. Een van hen, Harm Hadders, gaf gevolg aan het verzoek en verwijderde zich van het erf. De ander jongens waren niet van plan om te vertrekken omdat ze zich, volgens eigen zeggen, niet op erf bevonden. Gerhard Vos zag dat Geert een bijl in de handen had en was, naar eigen zeggen, bang dat er ongelukken zouden gebeuren. Hij vroeg Geert om achter de takkenbossen[4]  aan de overkant van de weg te komen om daar even in alle rust met hem te praten. Hij zou later verklaren dat hij Geert wilde waarschuwen, dat er jongens waren (door hem “onvrienden” genoemd) die hem te pakken wilde nemen. Hij wilde dit tegen hem zeggen zonder dat er anderen bij waren. De verklaring van Roelf Hadderingh was hiermee in tegenspraak. Volgens Roelf had Gerhard Vos het slachtoffer uitgedaagd door te zeggen “Als je een vent bent kom dan maar mee achter de takkenbossen”. Geert zou de bijl onder zijn jas verborgen meegenomen hebben naar de plek waar de takkenbossen lagen. Jan Dijk en Roelf Hadderingh liepen echter achter Geert aan. Roelf greep een paal[5] en sloeg Geert tegen de vlakte. Hij zou zo, verklaarde hij aanvankelijk, zijn vriend Gerhard Vos hebben willen beschermen omdat hij bang was dat Geert hem zou aanvallen. Later verklaarde Roelof dat hij zo de pest aan Moek had, omdat deze zijn moeder voortdurend eraan herinnerde dat ze nog een rijksdaalder schuld bij hem had. Zijn moeder die in 1911 weduwe was geworden kon als werkvrouw de eindjes toch al moeilijk aan elkaar knopen. Hij zinde al langer op een mogelijkheid om Geert te straffen, maar hij had zeker niet de bedoeling om hem te doden. De jongens maakten zich zo snel mogelijk uit de voeten. Roelf verklaarde op die avond vier glazen jenever te hebben gedronken en niet dronken geweest te zijn.
Vader Albert Moek, liet omstreeks 12 uur enkele bruiloftsgasten uit, die met hun rijtuig naar Gieten vertrokken. Hij hoorde gekerm aan de overkant van de weg. Samen met zijn schoonzoon Jan Kruizinga[6] ging hij kijken en trof daar zijn zoon Geert aan, die gedeeltelijk in de greppel langs de weg lag. Geert ontkende nog dat hij geslagen zou zijn. Hij zei dat hij gevallen was en vroeg hen om hem naar bed te brengen. Dat geschiedde maar het zag er zo slecht uit, dat dokter Haverkamp uit Gieten direct werd gewaarschuwd. De arts arriveerde omstreeks één uur. Geert overleed heel kort daarna aan zijn verwondingen. Volgens de buren Albert Jan Meijeringh[7] en Henderikus Haandrikman, die op maandag 11 mei 1914 aangifte deden van het overlijden van hun buurjongen, was hij om half twee in die nacht overleden.
Wat een triest einde van een dag die zo mooi had kunnen zijn.

Langzaam werd het de familie duidelijk dat er sprake was van een misdrijf. Om vijf uur op de zondagmorgen werd veldwachter Muller gewaarschuwd, die de verklaringen van de aanwezige familieleden opnam. Ook de burgemeester van Gasselte, Jacob Adams, in zijn functie van hulp-officier nam op zondag poolshoogte op de plek van het misdrijf en sprak met de diverse familieleden, waarover hij uitvoerig rapporteerde. Al gauw werd duidelijk wie er die avond bij het drama aanwezig waren geweest. Als eerste getuige werd Gerhard Vos verhoord, daarna achtereenvolgens Jan Dijk, Harm Hadders en ene Jacob Dijks. Alle getuigen verklaarden te hebben gezien dat Roelf Hadderingh de fatale slag met de paal toebracht. Na aanvankelijk te hebben ontkend legde Roelf Hadderingh op 12 mei 1914 vervolgens een volledige bekentenis af. De dader werd  op 13 mei 1914 per trein overgebracht naar Assen, waar hij zijn bekentenis ook voor de rechter-commissaris herhaalde. Op 22 mei 1914 wijzigde hij zijn bekentenis op één punt, niet de vrees dat Moek Vos met de bijl zou verwonden was de reden waarom hij hem met de paal heeft geslagen, maar de werkelijke reden was, volgens Roelf, dat dit een mooie gelegenheid was om zijn openstaande  rekening met Moek te vereffenen, vanwege diens gedrag ten opzichte van zijn moeder.


De beide artsen (Luitje Wiersma uit Gasselternijveen en Willem Carel Haverkamp uit Gieten) die de sectie verrichtten, constateerden een schedelbreuk en meerdere bloedingen veroorzaakt door “een van buiten inwerkend stomp geweld ter hoogte van de rechter slaapstreek”. Tijdens de rechtszitting verklaarde Luitje Wiersma dat de schedelbreuk met de paal die hem getoond werd veroorzaakt kon zijn. Volgens hem moest er hard geslagen zijn. Hij achtte het niet waarschijnlijk dat de breuk door de val veroorzaakt had kunnen zijn, maar sloot dat niet helemaal uit.

Het overlijdensbericht verscheen al op maandag 11 mei 1914 in de Provinciale Drentsche en Asser Courant. Geert werd op donderdag 14 mei begraven. Volgens een artikel d.d. 15 mei 1914 in deze krant werd de begrafenisplechtigheid geleid door de plaatselijke predikant ds. D. Faber. Een oom van moederskant[8] bedankte, aldus dit verslag, voor het betoonde medeleven. Ook dankte hij de dominee voor zijn woorden van troost. Een speciaal dankwoord richtte hij aan de politie voor hun inzet in deze zaak.
Geert Moek ligt begraven naast het witte kerkje in Gasselte.

De moeder van Roelf, Jantje Hingstman weduwe van Jan Hadderingh, schreef op 17 mei 1914 een brief naar haar zoon in de gevangenis van Assen. De brief zou hem nooit bereiken. Op de envelop staat “Niet uitgereikt aan geadresseerde; afzender hiervan in kennis gesteld”. Ze schreef hem dat ze gehoord had dat hij zijn daad bekend had. Ze drukte hem op het hart dat hij de waarheid moest vertellen. Ze had gehoord dat hij niet de enige schuldige zou zijn. Hij moest niet te lief voor zijn kameraden zijn, schreef ze. Ook gaf ze aan wel spoedig uit Gasselte te zullen verhuizen, dat werd haar van alle kanten aangeraden en ook de andere kinderen in het gezin werden met de nek aangekeken.
De officier van Justitie nam de zaak hoog op, ook nadat Roelf had verklaard dat hij niet de opzet had om Geert te doden. Volgens de officier was er wel sprake van opzet en een voorbedacht plan om Geert Moek zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of althans te mishandelen. Wat de rol van elk van de jongens is geweest bleef verder onbelicht. De vraag of Gerhard Vos, zoals hijzelf verklaarde, Geert Moek had willen kalmeren of dat, zoals Roelf Hadderingh verklaarde, Gerhard Vos juist Geert Moek had willen uitdagen bleef eveneens onbeantwoord. Voor de officier was dit kennelijk niet relevant. Hij had te maken met een verdachte die bekend had het slachtoffer met een paal te hebben geslagen. Er waren meerdere getuigen die dit ook bevestigden (ter zitting werden Gerhard Vos en Jan Dijk als getuigen gehoord). En er was een medische verklaring waaruit bleek dat het slachtoffer zeer waarschijnlijk door het letsel toegebracht door de slag was overleden. Roelf had geen blanco strafblad. Hij was op 2 februari 1914 wegens vernieling van een ruit bij J. Adams in Gasselte veroordeeld tot 3 weken gevangenisstraf door de Asser rechtbank. De officier eiste op 22 juni 1914 voor de rechtbank in Assen zes jaar gevangenisstraf wegens zware mishandeling de dood tot gevolg hebbend. De advocaat maakte gebruik van de kleine strohalm die de medische verklaring hem had geboden, waarbij niet 100% uitgesloten kon worden dat het slachtoffer vanwege een val was overleden. Hij trok in twijfel of de dood van Geert wel het gevolg was van de slag en verzocht om een lichtere straf. Uiteindelijk veroordeelde de rechtbank Roelof op 29 juni 1914 tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest.

De provinciale en landelijke dagbladen stortten zich massaal op dit gebeuren.  Het Nieuws van den Dag sprak over een boosaardige aanranding, andere kranten over de moord of doodslag te Gasselte. Voor het Algemeen Handelsblad vormde het gebeuren de aanleiding om te spreken over de ruwe dorpszeden.
De toon van de verslagen was nogal sensationeel. Het verschil tussen moord, doodslag en zware mishandeling de dood tot gevolg was de kranten kennelijk ontgaan. Tijdens het hele proces is nimmer de beschuldiging moord en/of doodslag aan de orde geweest.

(klik op afbeelding voor een vergroting)
Albert Moek (1848-1927) en Derkien Vorenkamp (1858-1904) waren op 7 mei 1878 in Gasselte getrouwd. Uit hun huwelijk werden negen kinderen geboren t.w. Lammechien (1879-1946), Grietje (1880-1967), Harmtien (1881-1952), Roelfien (1883-1963), Geert (1884-1914), Harm (1886-1958), een doodgeboren dochtertje (1888), Annechien (1889-1980) en Jan (1891-1964).

Enkele van de in dit verhaal genoemde personen staan afgebeeld op de foto’s in “De Gasselter Schoolgeschiedenis” van de hand van Jan Kroezenga en Bart Veenstra uit 1985.
Annechien Moek en Gerhard Vos staan op de foto uit plm. 1903[9]  en Roelf Hadderingh op de foto uit plm. 1904. De grootvader van Bart Veenstra (pseudoniem van Lambertus Henderikus Hadderingh) en de vader van Roelf  Hadderingh waren broers.
Een dorpssamenleving is maar klein. Ook dader en slachtoffer waren aan elkaar verwant. Hun vaders, Jan Hadderingh en Albert Moek, waren achterneven. Deze geschiedenis moet dan ook een zware wissel hebben getrokken op de onderlinge verhoudingen in het dorp gedurende een lange reeks van jaren.

Na zijn straf te hebben uitgezeten in de strafgevangenis te Utrecht vestigde Roelf Hadderingh zich in juni 1917 in Borger. Het jaar daarop trouwde hij en stichtte hij een gezin. Hij bouwde als gemeenteschilder hier een nieuw bestaan op.

Jan Lafeber
Gasselte


Bronnen:
1) Het complete strafprocesdossier (Drentsarchief: 0107 Arrondissementsrechtbank te Assen 1878-1937 strafzaken 1914).
2) Diverse regionale en landelijke kranten uit 1914
3) De gegevens van de burgerlijke stand van o.a. Borger, Gasselte en Gieten.



[1]  Gelet op de leeftijden van de kinderen is deze foto vermoedelijk omstreeks 1900 gemaakt.
[2]  De bakkerij van Moek stond op de kruising Dorpsstraat, Hugeslaaan en De Brinken. In “Gasselte en Kostvlies in oude ansichten” door J. Kroezenga uit 1983 staat op blz. 18 een afbeelding van de situatie omstreeks 1925 (in het strafdossier bevindt zich een situatieschets van de situatie ten tijde van het misdrijf).
[3]  Door de meeste kranten van die dagen wordt hij Roelof H. genoemd.
[4]   Tegenover de bakkerij van bakker Moek lag een stapel takkenbossen, een zogenaamde schèenskenbult; schèensebossen werden gebruikt om de oven te stoken (zie “Woordenboek van de Drentse dialecten” door G.H. Kocks, 1997, blz. 1055/1056).
[5]  In sommige krantenverslagen wordt gesproken over een zware bongel, mogelijk een knuppel of een dorsvlegel (zowel de paal als de bijl werden als bewijsstuk getoond tijdens de rechtszitting).
[6]  Bedoeld wordt Jan Kroezinga die op 12 september 1908 getrouwd was met Roelfien Moek.
[7]  Albert Jan Meijeringh zou, kort na dit gebeuren, op 21 juli 1914 op 35-jarige leeftijd komen te overlijden.
[8]  Deze oom was de Gasselter bakker Egbert Vorenkamp (1854-1943).
[9] Zie opmerking onder voetnoot 1




Terug naar homepage