Een inbraak bij zijn grootmoeder op de Achter de Vismarkt te Gouda.
(eerder gepubliceerd in "De Schatkamer", regionaal historisch tijdschrift jaargang 20, afl. 2 - juli 2006)

Met een klap gooit Bastiaan van der Vin de deur van de herberg “de Zeven Broeders” aan de Goudkade op de elfde januari 1789  achter zich dicht. Het bezoek aan de herberg heeft hem niet vrolijker gemaakt. Met lood in zijn schoenen sjokt hij terug naar Gouda. Hij moet de komende week terug naar zijn schip, de brik “De Merkuur” waar hij matroos is. Maar hij zou niet weten hoe hij er moet komen. Hij heeft geen cent meer te makken. Hij is bang dat zijn kapitein Gobius - als hij niet terugkomt - hem zal laten oppakken als deserteur.  De winter is nog lang niet aan zijn end en hij weet nu al niet meer hoe hij zijn gezin moet onderhouden. Zijn vrouw Judic en zijn dochtertje Pieternella hebben nauwelijks nog te eten in hun kleine woning op de Raam.

Deze morgen had hij de stoute schoenen aangetrokken en was naar zijn grootmoeder Philippijntje van der Stichel gegaan. Na de dood van zijn grootvader is zij in de achterkamer van de belastingambtenaar Antony van Loog op de Achter de Vismarkt gaan wonen. Hij wist dat zijn ‘grootje’ nog wel wat geld had en had zijn hoop op haar gevestigd. Toen hij zijn grootmoeder om geld voor zijn reis vroeg, zag hij haar antwoord al voordat ze had gesproken. Philippijntje weigerde botweg. “Je bent oud genoeg, om voor jezelf te zorgen” bitste ze hem toe. “Als pijpmaker deugde je al niet en als matroos nog minder. Als ik je geld geef kan ik het net zo goed direct naar de herberg brengen. Zuipen, dat is alles wat je kan”.

Daarna is hij boos weggelopen, de stad uit naar Waddinxveen. Wat hij daar eigenlijk te zoeken had wist hijzelf ook niet, maar eenmaal op de terugweg werd hij overvallen door een gevoel van diepe somberheid. Hij hoopte wat afleiding te vinden bij “de Zeven Broeders”, maar de duistere gedachten blijven door zijn hoofd malen. Ook een fikse borrel in de herberg verjoeg de spoken in zijn hoofd niet.

Nu weer terug in de stad wil hij in geen geval naar zijn huis. Daar wordt hij zeker niet vrolijker. Hij besluit eerst nog maar naar een andere herberg te gaan “de drie Morianen” op de Spieringstraat, in de buurt van de Walensteeg. Na een kan bier gedronken te hebben, besluit hij een nieuwe poging te gaan wagen bij zijn grootmoeder. Met de gedachte: “Als ik haar vraag om het niet voor mij, maar voor mijn vrouw en dochtertje te doen” dan zal ze toch wel over de brug komen”, probeert hij zichzelf moed in te spreken. Bij het huis van zijn grootmoeder aangekomen is alles donker.
Op zijn roepen doet er niemand open. Hij besluit om bij huisbaas Van Loog te informeren of zijn ‘grootje’ weg is. Anthony van Loog weet hem te vertellen, dat grootmoeder vertrokken is en niet voor half negen die avond zal thuiskomen.
“Dit is mijn kans”, denkt Bastiaan. Hij loopt door de steeg  naar  de achterkant van de woning. De zijl is bevroren, daar komt hij gemakkelijk overheen.  Toevallig ligt er in de buurt van de zijl een laddertje en met behulp hiervan weet hij over de heining te klimmen. Bij het huis van zijn grootmoeder opent hij het rookdeurtje, steekt daardoor zijn arm en weet de pin van het schuifraam te openen. Daarna is het openmaken van het raam een fluitje van een cent. Hij klautert naar binnen en loopt naar zijn grootmoeders kabinet. “Eerst maar eens kijken wat daar inzit”, denkt Bastiaan. Hij wrikt de kast met zijn mes open. Helaas vindt hij in gauwigheid geen geld, maar wel diverse kledingstukken, die genoeg geld bij de lommerd zullen opbrengen, om zijn terugreis te kunnen bekostigen. Hij graait de kleren bij elkaar, maar voordat hij zich weer uit de voeten kan maken, hoort hij gestommel bij het raam. Hij schrikt zich wezenloos als hij ziet dat het raam wordt opengeschoven. In het donker kan hij niet goed zien wie er  binnenkomt, maar de stem herkent hij onmiddellijk. Het is Anthony van Loog, die zittend in zijn eigen haardstede gestommel hoorde en tegen zijn vouw Neeltje riep, dat hij even bij Philippijntje ging kijken, omdat hij onraad vermoedde. Ondanks zijn 74 jaar mankeerde er niets aan de oren van Anthony. Hij betrapt de dief op heterdaad. Achter de Vismarkt
Achter de Vismarkt te Gouda door Betsy Stoffers-van Vreumingen
Bastiaan schrikt zo, dat hij, verstijfd van angst, zich niet meer durft te verroeren. Inmiddels heeft Neeltje Burger, de vrouw van Anthony Loog, haar buurman gewaarschuwd en op verzoek van Anthony waarschuwt zijn buurman de stedehouder (= hulpschout), Jacob Melchior van Hoorn, die heel snel met twee van zijn dienaars ter plekke arriveert. Daar treffen zij een bange Bastiaan van der Vin aan, die snel een volledige bekentenis aflegt, dat hij zijn grootje wilde bestelen, omdat hij terug naar zijn schip moest en de reis niet kon betalen.

De baljuw en schout François van Harencarspel Decker eist dat Bastiaan strengelijk gegeseld zal worden op het schavot achter het stadhuis en dat hij voor twee jaar verbannen zal worden uit de stad. Op 9 april 1789 wordt Bastiaan van der Vin voor vier jaar verbannen uit Holland en Westfriesland. Een geseling blijft hem bespaard.

Hoe vergaat het de hoofdpersonen van dit verhaal verder:
Ondanks de vierjarige verbanning keert Bastiaan al eerder terug in Gouda. Op 26 jarige leeftijd overlijdt hij in juni 1790  in zijn woning op de Raam te Gouda. Zijn tweede kind, een dochtertje Lena, overlijdt - vier maanden oud - in januari 1790. Zijn jonge weduwe Judic Anroe overlijdt drie jaar later in de Lange Geuzenstraat in Gouda.
Anthony van Loog, de 74-jarige cherge van de gemenelandsmiddelen (belastingambtenaar), overlijdt nog in de zomer van 1789 (het jaar van de inbraak).
Grootmoeder Philippijntje van der Stichel, weduwe van Sebastianus van der Vin, overleeft hen allen. Zij verhuist van de Achter de Vismarkt naar de Turfmarkt, waar zij in juni 1796 overlijdt.

Bronnen:
1) Informatieboek Baillu, inv. nr. 160, Oud Rechterlijk Archief Gouda, Streekarchief Midden Holland.
2) Crimineel Vonnisboek, inv. nr. 181, Oud Rechterlijk Archief Gouda, Streekarchief Midden Holland.
3) Doop-, trouw- en begraafboeken Gouda, Streekarchief Midden Holland.


Jan Lafeber



Terug naar homepage